Voordat ik 'Bep' kocht voer ik met een draak. Die kon je met twee vingers op de centimeter nauwkeurig aanleggen. Het was wel even wennen om deze platbodem te hanteren. De eerste keren belande ik bij het invaren meestal naast de beoogde box. Al snel leerde ik daarmee omgaan: altijd een puntje zwaard laten zakken en vooral langzaam manoeuvreren. Wie haast heeft is bij deze boot sowieso aan het verkeerde adres. Hoewel we sporadisch 10km klokken bij ruime wind is 7-8 km (vier knopen) per uur een gebruikelijke snelheid. Op de motor hou ik doorgaans 8-9km aan. Op veel stroompjes en kanalen mag je niet harder.

Met een vaarboom erbij kun je ook dit soort bochten nemen.

In een weekenden zeil ik dikwijls in mijn eentje. Dat vereist wel enige oefening, maar is goed te doen tot 4 Bft. Met behulp van  de helmstok automaat vaar ik op de motor zachtjes in de wind zodat ik eerst grootzeil en daarna de fok kan hijsen. Kraanlijn los en dan het zwaard laten zakken en varen maar. Wat meewerkt is dat de boot aan de wind redelijk op koers blijft zodat je de helmstok tijdens de overstag manoeuvre los kan laten. En zo gelegenheid hebt om de zwaarden te bedienen en de fokkeschoot door te zetten.

Solo 

Op ruime windse rakken is het bij 4-5 Bft of meer wel aanpoten. Door de lange giek heeft de boot zoals de meeste platbodems een sterke neiging om op te loeven. Om te voorkomen dat je lange tijd aan de helmstok moet hangen, beleg ik meestal een takeltje zodat je met weinig kracht druk kunt uitoefenen. Bij deze koersen bij veel wind is het raadzaam om eerst het grootzeil te reven en dan pas de fok te verkleinen.

takeltje op de helmstok

Overigens is de boot beslist niet overtuigd. We varen t/m windkracht 6 en ik heb nooit meer dan één rif in het grootzeil hoeven te zetten. Bij halve en ruime wind is het raadzaam de kluiver bij te zetten. Dat verminderd de loefgierigheid van de boot.

Heb je na een warme dag of nacht zin om een stukje te zwemmen? Het roer is voorzien van drie traptreden zodat je gemakkelijk aan boord kunt komen